Adjectives 15 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	a space	een ruimte
	a third	een derde
	Strike three!	Derde slag!
	black hair	zwart haar
	black and white	zwart en wit
	left hand side	linkerkant
	the Golden Ball	de Gouden Bal
	the third grade	de derde graad
	top left	linkerboven
	storage area	opslagruimte
	The dog is black.	De hond is zwart.
	What’s wrong?	Wat zit je dwars?
	What’s tormenting you?	Wat zit je dwars?
	Is something bothering you?	Zit je iets dwars?
	Not much longer.	Niet veel langer.
	What’s bothering her?	Wat zit haar dwars?
	It is a black hole.	Het is een zwart gat.
	It was cold, freezing cold.	Het was koud, snerpend koud.
	But that doesn’t bother him one bit.	Maar dat zit hem niet dwars.
	The new one is the most beautiful!	Die nieuwe is nog de mooiste!