Adjectives 17 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	every country	ieder land
	foster child	pleegkind
	foster parents	pleegouders
	He is angry.	Hij is nijdig.
	He is nice.	Hij is aardig.
	I like you.	Ik vind je aardig.
	Is the woman nice?	Is de vrouw aardig?
	an angry face	een nijdig gezicht
	Tom was very friendly.	Tom was heel aardig.
	Why are you angry?	Waarom ben je nijdig?
	I wasn’t thinking clearly.	Ik dacht niet helder na.
	He got angry over nothing.	Hij werd nijdig om niets.
	That is really nice of her.	Dat is echt aardig van haar.
	Tom was very nice to me.	Tom was erg aardig tegen mij.
	There is always something happening here.	Er is altijd iets gaande hier.
	We have to keep it going now.	We moeten het nu gaande houden.
	You can’t give me orders.	U kunt me geen enkel bevel geven.
	What on earth is going on here?	Wat is hier in hemelsnaam gaande?
	Every child has the right to education.	Ieder kind heeft recht op onderwijs.
	There are trees on either side of the river.	Er staan bomen aan beide kanten van de rivier.