Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	forty-three (43)	drieënveertig
	forty-four (44)	vierenveertig
	forty-five (45)	vijfenveertig
	forty thousand (40,000)	veertigduizend
	forty-nine (49)	negenenveertig
	one hundred and forty (140)	honderdveertig
	forty-seven (47)	zevenenveertig
	But that doesn’t matter!	Maar dat doet er niet toe!
	light red	lichtrode
	It has been open for two years now.	Het is nu twee jaar open.
	That is all unnecessary.	Dat is allemaal niet nodig.
	half past twelve	half één
	very soon	heel snel
	half past four	half vijf
	half past one	half twee
	half an hour	een half uur
	for half past seven	voor half acht
	I will be back soon.	Ik kom snel terug.
	twenty to six	tien over half zes
	Is the door open?	Staat de deur open?