Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	My canary loves fresh fruit.	Mijn kanarie houdt van vers fruit.
	I wasn’t in the mood.	Ik was gewoon niet in de stemming.
	This report is concise and clear.	Dit rapport is bondig en duidelijk.
	Tom remains suspicious.	Tom blijft achterdochtig.
	I know you don’t trust us.	Ik weet dat je ons niet vertrouwd.
	our job is not easy	Onze opdracht is niet eenvoudig
	I wonder who’ll win.	Ik ben benieuwd wie er gaat winnen.
	investment proposals	investeringsvoorstellen
	professional equipment	professionele apparatuur
	electric driving is on the rise	elektrisch rijden is in opmars
	Tom assumed that it was free.	Tom ging ervan uit dat het gratis was.
	Tom isn’t Mary’s chauffeur anymore.	Tom is niet langer Mary’s chauffeur.
	She felt depressed.	Ze voelde zich neerslachtig.
	I am allergic to pollen.	Ik ben allergisch voor stuifmeel.
	a liar that is right, that’s true	een treuzelaar dat klopt, dat is waar
	and on the sideboard with plastic roses	en d’r dressoir met plastic rozen
	Snails enjoy eating green leaves.	Slakken eten graag groene bladeren.
	It snowed a little last night.	Het sneeuwde een beetje vorige nacht.
	And the other children rejoiced with him	En de andere kinderen jubelden mee
	And the other swans bowed before him.	En de andere zwanen bogen zich voor hem.