Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	many experts	veel kenners
	sailing time book	vaartijdenboek
	I don’t cry easily.	Ik huil niet snel.
	Add a little milk.	Voeg wat melk toe.
	The elevator isn’t working.	De lift is kapot.
	cruising speed	kruissnelheid
	a new model	een nieuw model
	My father is bald.	Mijn vader is kaal.
	the Walloon Region	het Waals Gewest
	the unfinished country	het onaffe land
	crazy scenes	dolle taferelen
	That coffee is lukewarm.	Die koffie is lauw.
	In the middle of this there was a duck in her nest, who had to hatch her young; but it almost bored her, it took so long, before the ducklings hatched.	Te midden hiervan zat in haar nest een eend, die haar jongen moest uitbroeden; maar het begon haar bijna te vervelen, zo lang duurde het, eer de jongen uitkwamen.
	grapes are sour	druiven zijn zuur
	a pure heart	een zuiver hart
	countless times	talloze malen
	Is the food halal?	Is het eten halal?
	a particular neighbourhood	een bepaalde wijk
	the tenth month	de tiende maand
	a concrete block	een betonnen blok