Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	an oppressive feeling	een beklemmend gevoel
	The curse was broken.	De vloek werd verbroken.
	His overcoat is worn out.	Zijn overjas is versleten.
	Fill the water trough with fresh water.	Vul de watertrog met vers water.
	a freelance job	een freelance opdracht
	missing fingers	ontbrekende vingers
	She’s asking for the impossible.	Zij vraagt het onmogelijke.
	a dark and sad day	een donkere en trieste dag
	a bipolar disorder	een bipolaire stoornis
	both private and business	zowel privé als zakelijk
	Can you speak more slowly?	Kun je langzamer spreken?
	a violent man	een gewelddadige man
	a sly, calculating way	een sluwe, berekenende manier
	The poor duckling was teased by all; even his sisters were angry with him and kept saying, “If only the cat grabbed you, you ugly creature!”	Het arme eendje werd door allen geplaagd; zelfs zijn zusters waren kwaad op hem en zeiden steeds: “Mocht de kat je maar beetpakken, jou lelijk schepsel!”
	it is more annoying	het is wel vervelender
	Do you have a cleaner room?	Heeft u een schonere kamer?
	to be retired	gepensioneerd zijn
	Tom’s grandfather was a slave.	Toms grootvader was een slaaf.
	a replacement list	een vervangende lijst
	literal breakdown	letterlijke opdeling