Adjectives for people Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to be happy with	blij zijn met
	Yanni is happy with it.	Yanni er er blij mee.
	Yanni was not happy.	Yanni was niet blij.
	Yanni wants to be the best.	Yanni wil de beste zijn.
	We’re glad you were able to come.	We zijn blij dat je kon komen.
	I’m glad you weren’t there.	Ik ben blij dat je er niet was.
	By the way, how old are you?	Trouwens, hoe oud ben je?
	Tom got angry at the children.	Tom maakte zich kwaad op de kinderen.
	She has short hair.	Zij heeft kort haar.
	I’m happy.	Ik ben gelukkig.
	We are finally free.	We zijn eindelijk vrij.
	My cat is happy.	Mijn kat is gelukkig.
	Tom was very happy.	Tom was zeer gelukkig.
	Are you guys happy?	Zijn jullie gelukkig?
	He’s always short of money.	Hij komt altijd geld te kort.
	I’m tired, but I still can’t fall asleep.	Ik ben moe maar ik kan nog niet slapen.
	Yanni and Skura were happy together.	Yanni en Skura waren gelukkig samen.
	I’m not as old as you, of course.	Uiteraard ben ik niet zo oud als jij.
	The ice is very thick.	Het ijs is heel dik.
	“It doesn’t hurt anyone after all!”	“Het doet immers niemand kwaad!”