Adverbs 4 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I’ll be back soon.	Ik ben zo terug.
	I am back home.	Ik ben terug thuis.
	Yanni went back to his room.	Yanni ging terug naar zijn kamer.
	with it	ermee
	I can come with you.	Ik kan met je mee.
	Can I come with you?	Mag ik met je mee?
	He went with her.	Hij ging met haar mee.
	I can’t come with you.	Ik kan niet met je mee.
	I’ll be back by nine.	Ik ben tegen negen uur terug.
	Who else is going with us?	Wie gaat er nog meer met ons mee?
	I’ll come back.	Ik kom terug.
	I’ll be right back.	Ik kom zo terug.
	Come with me.	Kom met mij mee.
	What time will you be back?	Hoe laat kom je terug?
	When are you coming back?	Wanneer kom je terug?
	When do you return home?	Wanneer kom je terug naar huis?
	to be well off	goed af zijn
	There it revived.	Daar kwam het weer bij.
	I will accompany you.	Ik ga met u mee.
	He often comes.	Hij komt vaak.