"assertion" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	assertion	bewering
	an assertion	een bewering
	Her assertion is incorrect.	Haar bewering is onjuist.
	Her claim was incorrect.	Haar bewering was onjuist.
	His assertion is unfounded.	Zijn bewering is ongegrond.
	an empty statement	een loze bewering
	Tom said that the claim wasn’t true.	Tom zei dat de bewering niet klopte.
	Not every untrue statement is a lie.	Niet iedere onjuiste bewering is een leugen.
	The speaker’s assertion is dubious.	De bewering van de spreker is twijfelachtig.
	Experiments have shown that this statement is correct.	Experimenten hebben aangetoond dat deze bewering juist is.