Bathroom 2 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the brush (Flemish)	de borstel
	toothbrush	tandenborstel
	the toothpaste	de tandpasta
	I need some toothpaste.	Ik heb tandpasta nodig.
	the toothbrush	de tandenborstel
	I need a toothbrush.	Ik heb een tandenborstel nodig.
	the comb	de kam
	a bright red comb	een knalrode kam
	a powder puff	een poederdons
	The construction site had a large crane.	De bouwplaats had een grote kraan.
	the tap	de kraan
	I brush	ik poets
	crane	hijskraan
	the shampoo	de shampoo
	Brush your teeth.	Poets je tanden.
	I need some shampoo.	Ik heb wat shampoo nodig.
	I’m going to wash my hair today.	Ik ga vandaag mijn haar wassen.
	Yanni needs to wash his hands.	Yanni moet zijn handen wassen.
	Not a drop of water came out of the tap.	Er kwam geen druppel water uit de kraan.