Body parts 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the head	het hoofd
	Where’s the head?	Waar is het hoofd?
	a very large head	een heel groot hoofd
	the hand	de hand
	on the basis of	a.d.h.v.
	What’s up?	Wat is er aan de hand?
	He spends too much money.	Hij heeft een gat in zijn hand.
	the head (animal)	de kop
	the eyes	de ogen
	their eyes	hun ogen
	green eyes	groene ogen
	How are you doing that with your hand?	Hoe doe je dat met je hand?
	the heart	het hart
	Tom lives in the heart of the city.	Tom woont in het hart van de stad.
	main character	hoofdpersoon
	capital; capital city	hoofdstad
	to attack	te lijf
	the body	het lijf
	main course	hoofdgerecht
	Tom has a knife in his hand.	Tom heeft een mes in zijn hand.