Body parts 4 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the cheeks	de wangen
	the finger	de vinger
	the fingers	de vingers
	the hands (diminutive)	de handjes
	The little one stretched both of her hands towards it: and then, the match went out.	De kleine strekte haar beide handjes er naar uit: daar ging het lucifertje uit.
	the skin	de huid
	the lung	de long
	the squats	de hurken
	the scar	het litteken
	his scar	zijn litteken
	the shoulders	de schouders
	Our bones are white.	Onze botten zijn wit.
	She has a scar.	Ze heeft een litteken.
	Dogs love bones.	Honden houden van botten.
	He will always have that scar.	Dat litteken zal hij altijd houden.
	Her little hands were almost completely frozen from cold.	Haar handjes waren bijna geheel van de kou verstijfd.