Buildings 2 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the university	de universiteit
	at university	op de universiteit
	to go to the university	naar de universiteit gaan
	He’s well built.	Hij is goed gebouwd.
	Who built your house?	Wie heeft je huis gebouwd?
	Yanni built a house.	Yanni heeft een huis gebouwd.
	the bomb shelter	de schuilkelder
	These cars are built in Japan.	Deze wagens zijn gebouwd in Japan.
	the embassy	de ambassade
	an embassy	een ambassade
	the prison	de gevangenis
	the rental price	de huurprijs
	prison system	gevangeniswezen
	the new prison	de nieuwe gevangenis
	the post office	het postkantoor
	I want to talk to the British embassy.	Ik wil met de Britse ambassade spreken.
	They built this library in 2013.	Deze bibliotheek werd gebouwd in 2013.
	the town hall	het raadhuis
	the appartment	het appartement
	apartment building	appartementsgebouw