"can (2nd person singular)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	can (2nd person singular)	kunt
	Please clean my room.	Kunt u mijn kamer schoonmaken.
	You can make your fortune there, no matter how ugly you may be.	Je kunt je fortuin daar wel maken, hoe lelijk je ook wezen mocht.
	Have you not come into a warm room and don’t you have a company from which you can learn something?	Ben je niet in een warme kamer gekomen en heb je niet een gezelschap, waarvan je nog wat kunt leren?
	Can you show me that on the map?	Kunt u mij dat tonen op de kaart?
	Can you wake me at 7 a.m.?	Kunt u mij wekken om zeven uur ’s morgens?
	Can you prove it?	Kunt u dat bewijzen?
	Rest assured you can trust me!	Je kunt mij gerust geloven!
	Can you write that down for me?	Kunt u dat voor me opschrijven?
	Don’t make promises you can’t keep.	Maak geen beloftes waar je je niet aan kunt houden.