Clothes 8 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the sunglasses	de zonnebril
	the undershirt	het onderhemd
	to dress (oneself)	zich aankleden
	Every shirt is clean.	Elk overhemd is schoon.
	His overcoat is worn out.	Zijn overjas is versleten.
	These shirts are identical.	Deze overhemden zijn identiek.
	Her striking hat was the centerpiece of the fashion show.	Haar opvallende hoed was de blikvanger van de modeshow.
	During the auction, the ruby necklace was sold for a fortune.	Tijdens de veiling werd het robijnen collier verkocht voor een fortuin.