"comes (2nd and 3rd person singular)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	It’ll be fine.	Het komt wel goed.
	I want you to come here.	Ik wil dat je hier komt.
	He often comes.	Hij komt vaak.
	Nobody will know.	Niemand komt erachter.
	I didn’t want my mum to find out.	Ik wilde niet dat mijn moeder erachter komt.
	Is this a bad time?	Komt het nu slecht uit?
	He is coming to live with us.	Hij komt bij ons wonen.
	I hope he comes.	Ik hoop dat hij komt.
	Oh, look, there comes the bus!	O, kijk, daar komt de bus al aan!
	He’s always short of money.	Hij komt altijd geld te kort.
	When is Santa Claus coming?	Wanneer komt de kerstman?
	When will this bus arrive in Brussels?	Wanneer komt deze bus aan in Brussel?
	When will this train arrive in Brussels?	Wanneer komt deze trein aan in Brussel?
	Where are you from? (formal)	Waar komt u vandaan?
	Where is she from?	Waar komt ze vandaan?
	She’s coming.	Ze komt eraan.
	They all look exactly like their father; but that rascal doesn’t even come to visit me.	Zij lijken allemaal precies op hun vader; maar die ondeugd komt mij niet eens bezoeken.
	“That’s because I’m so ugly,” thought the duckling, closing the eyes for a moment and then walked on.	“Dat komt, omdat ik zo lelijk ben,” dacht het eendje, kneep de ogen even dicht en liep toen weer voort.
	Please call me before you come.	Gelieve me te bellen vooraleer je komt.
	Hello, madam, do you know when the bus is coming?	Dag, mevrouw, weet u soms wanneer de bus komt?