Comparatives 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I didn’t want my mum to find out.	Ik wilde niet dat mijn moeder erachter komt.
	He is my friend.	Hij is mijn vriend.
	I asked for my money back.	Ik vroeg mijn geld terug.
	Your team is better than ours.	Jouw team is beter dan het onze.
	my son	mijn zoon
	He is my son.	Hij is mijn zoon.
	Tom was my son.	Tom was mijn zoon.
	My mother is in the kitchen.	Mijn moeder staat in de keuken.
	I sleep in my car.	Ik slaap in mijn auto.
	Put yourself in my position.	Ga eens in mijn schoenen staan.
	my wife	mijn vrouw
	This is my wife.	Dit is mijn vrouw.
	My book is in the room.	Mijn boek ligt in de kamer.
	I want to sell my house.	Ik wil mijn huis verkopen.
	I want to sell my farm.	Ik wil mijn boerderij verkopen.
	I need to sell my farm.	Ik moet mijn boerderij verkopen.
	Please clean my room.	Kunt u mijn kamer schoonmaken.
	My mistake!	Mijn fout!
	My child is hungry.	Mijn kind heeft honger.
	You can use my car, if you want to.	Je mag mijn auto gebruiken, als je wil.