Dates and times 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the morning (alternative form)	de morgen
	this morning	vanmorgen
	this morning	deze morgen
	good morning	goedemorgen
	I’m going shopping tomorrow.	Ik ga morgen winkelen.
	Tom is going shopping tomorrow.	Tom gaat morgen winkelen.
	Today’s going to be a hot day.	Het wordt een warme dag vandaag.
	She didn’t come to work today.	Ze is vandaag niet komen werken.
	I didn’t go shopping yesterday.	Ik ben gisteren niet gaan winkelen.
	We have to leave now if we want to get home before dark.	Wanneer we voor het donker thuis willen zijn, dan moeten we nu op pad gaan.
	the month	de maand
	one month	een maand
	every month	elke maand
	this month	deze maand
	in the first month	in de eerste maand
	I take a bath every night.	Ik neem elke avond een bad.
	How many days is she staying here?	Hoeveel dagen blijft ze hier?
	I used to have a lot more work.	Vroeger had ik veel meer werk.
	Her grandmother had never before been so beautiful, so big.	Haar grootmoeder was vroeger nooit zo mooi, zo groot geweest.