"fire" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	fire	vuur
	the fire	het vuur
	open fire	haardvuur
	Where there’s smoke, there’s fire.	Waar rook is, is vuur.
	How the fire burned, and spread such a delightful warmth!	Wat brandde het vuur daarin, welk een heerlijke warmte gaf het van zich!
	a blazing fire	een laaiend vuur
	The fire is fanned by the wind.	Het vuur is aangewakkerd door de wind.
	A torch is a stick that gives light by means of fire.	Een toorts is een stok die door middel van vuur licht geeft.