Food 5 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the lunch	de lunch
	Lunch is ready.	Lunch is klaar.
	I’ll see you at lunch.	Ik zie je bij de lunch.
	I usually eat lunch at home.	Ik lunch meestal thuis.
	the cake	de koek
	the beans	de bonen
	the peel	de schil
	the pie	de taart
	Do you have beans?	Heb je bonen?
	apple pie	appeltaart
	green beans	groene bonen
	the lemon	de citroen
	the pudding	de pudding
	the popcorn	de popcorn
	lemon juice	citroensap
	the green beans	de groene bonen
	lemon tart	citroentaart
	strawberry tart	aardbeientaart
	Tom ate popcorn.	Tom at popcorn.
	lunching	aan het lunchen