"has (3rd person singular)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	He’s absent.	Hij heeft verzuim.
	He has a lot of authority.	Hij heeft veel gezag.
	Tom has no authority.	Tom heeft geen gezag.
	Do you have this in my size?	Heeft u dit in mijn maat?
	Who built your house?	Wie heeft je huis gebouwd?
	Mary has more clothes than Tom.	Mary heeft meer kleren dan Tom.
	Yanni built a house.	Yanni heeft een huis gebouwd.
	I want to know who paid for this.	Ik wil weten wie hiervoor betaald heeft.
	and, see, she has a red patch on her leg	en, zie je wel, zij heeft een rood lapje om haar poot
	Algeria has a strong foreign policy.	Algerije heeft een sterk buitenlands beleid.
	Yanni has no time to waste.	Yanni heeft geen tijd te verliezen.
	She’s really pissed off that she wasn’t given a raise.	Ze is echt nijdig dat ze geen loonsverhoging heeft gekregen.
	“They are lovely children the mother has,” said the old duck with the rag around her leg.	“Het zijn lieve kinderen die de moeder heeft,” zei de oude eend met het lapje om de poot
	Do you have a safe?	Heeft u een kluis?
	What do you prefer?	Wat heeft je voorkeur?
	She has a scar.	Ze heeft een litteken.
	She has a chubby cat.	Ze heeft een mollige kat.
	No one has phoned him.	Niemand heeft hem gebeld.
	This house has three rooms.	Dit huis heeft drie kamers.
	His suit has a pinstripe.	Zijn pak heeft een krijtstreep.