"how" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	How is she?	Hoe is zij?
	What’ll it be like?	Hoe zal het zijn?
	how long	hoelang
	How’s it going?	Hoe gaat het?
	How are you?	Hoe gaat het met je?
	No one knows how long they’ll live.	Niemand weet hoe lang hij zal leven.
	Do you know how I can get there?	Weet je hoe ik daar kan komen?
	How is your dad?	Hoe gaat het met je vader?
	What time will you be back?	Hoe laat kom je terug?
	he didn’t know how to behave himself	het wist zelf niet, hoe het zich zou houden
	How fortuitous!	Hoe toevallig!
	What time?	Hoe laat?
	What time is it?	Hoe laat is het?
	What time does it open?	Hoe laat gaat het open?
	What time is supper?	Hoe laat is het avondeten?
	How old is he?	Hoe oud is hij?
	How old are you?	Hoe oud ben je?
	How old are you? (formal)	Hoe oud bent u?
	How are you doing that with your hand?	Hoe doe je dat met je hand?
	how much?	hoeveel?