"hunger" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	hunger	honger
	the hunger	de honger
	I am hungry.	Ik heb honger.
	My child is hungry.	Mijn kind heeft honger.
	Eat, for you are hungry.	Eet, want jullie hebben honger.
	She was hungry enough to eat anything.	Ze had zoveel honger dat ze eender wat kon eten.
	Tom said that he didn’t think that Mary was hungry.	Tom zei dat hij er niet aan gedacht had dat Maria honger had.
	and up there, there was no cold, nor hunger, nor fear, they would be with God	en daar boven was noch koude, noch honger, noch angst, zij waren bij God
	Shivering with cold and hunger, the poor little girl crept along as the picture of pitty and misery.	Sidderend van koude en honger sloop de arme kleine voort als een beeld van jammer en ellende!
	About a billion people suffer from hunger and poverty.	Ongeveer een miljard mensen lijdt aan honger en ellende.