"I" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	this village, I still know how it was	dit dorp, ik weet nog hoe het was
	I had no idea that Tom was your son.	Ik wist niet dat Tom jouw zoon was.
	I’d like to know what you plan to do.	Ik zou willen weten wat je van plan bent.
	My orders are to go with you.	Ik heb het bevel om samen met jou te gaan.
	I’d like to live on a farm.	Ik zou graag op een boerderij willen wonen.
	I’m guessing you didn’t buy this yourself.	Ik denk dat jij dit niet zelf hebt gekocht.
	I have a car, but I almost never use it.	Ik heb een auto maar ik gebruik hem bijna nooit.
	I am looking for	ik zoek
	I have to drive.	Ik moet rijden.
	I’m very sleepy.	Ik heb veel slaap.
	I’m looking for an old man.	Ik zoek een oude man.
	I need your help. (formal)	Ik heb uw hulp nodig.
	I need your help. (informal)	Ik heb je hulp nodig.
	I sleep in my car.	Ik slaap in mijn auto.
	I couldn’t find anybody.	Ik kon niemand vinden.
	I didn’t see it.	Ik heb het niet gezien.
	I have a lot of friends.	Ik heb veel vrienden.
	I think that I can find Tom.	Ik denk dat ik Tom kan vinden.
	I think what you’re saying is true.	Ik denk dat het waar is wat je zegt.
	Where can I go for help?	Waar kan ik terecht voor hulp?