"I" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I want you to stay with Tom.	Ik wil dat je bij Tom blijft.
	I hope the hotel is better now	ik hoop dat het hotel nu beter is
	I used to have a lot more work.	Vroeger had ik veel meer werk.
	I can recommend a good hotel.	Ik kan een goed hotel aanbevelen.
	I’m tired, but I still can’t fall asleep.	Ik ben moe maar ik kan nog niet slapen.
	Of course, I love chocolate.	Uiteraard hou ik van chocolade.
	I need a razor.	Ik heb een scheermes nodig.
	I’m not as old as you, of course.	Uiteraard ben ik niet zo oud als jij.
	I felt safe when he was with me.	Ik voelde me veilig wanneer hij bij me was.
	I’ll make use of this opportunity.	Ik zal van deze gelegenheid gebruikmaken.
	I have never been to the United States.	Ik ben nooit in de Verenigde Staten geweest.
	I was a kid and didn’t know any better than that it would never pass	ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
	I’m ill.	Ik ben ziek.
	I’m a human.	Ik ben een mens.
	I put it in the drawer.	Ik doe het in de la.
	I need ice.	Ik heb ijs nodig.
	I need some soap.	Ik heb wat zeep nodig.
	I know Tom’s secret.	Ik weet Toms geheim.
	I don’t understand you.	Ik begrijp je niet.
	What should I tell them?	Wat moet ik ze vertellen?