"it" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	It depends on the company.	Het hangt van het bedrijf af.
	It still hurts.	Het doet nog steeds pijn.
	Tom thought it was going to hurt.	Tom dacht dat het pijn zou doen.
	but it is where I was born	maar het is waar ik geboren ben
	What time does it close?	Hoe laat gaat het dicht?
	this village, I still know how it was	dit dorp, ik weet nog hoe het was
	but he felt something towards them as he had never felt for anything else	maar toch liep het er hoog mee, zoals het nog nooit ergens mee gedaan had
	Winter came.	Het werd winter.
	Do you know how long the trip takes?	Weet u hoe lang het rijden is?
	I think what you’re saying is true.	Ik denk dat het waar is wat je zegt.
	I like to solve problems.	Ik vind het leuk om problemen op te lossen.
	I can’t see it either.	Ik zie het ook niet.
	It’s a very long flight.	Het is een hele lange vlucht.
	I won’t tell anyone.	Ik zal het niemand vertellen.
	You must tell me. (you plural)	Jullie moeten het me vertellen.
	It felt like a heart attack.	Het voelde als een hartaanval.
	It is not my profession.	Het is niet mijn vak.
	I don’t need it yet.	Ik heb het nog niet nodig.
	I learnt it at school.	Ik heb het op school geleerd.
	She learned it from her parents.	Ze heeft het geleerd van haar ouders.