Miscellaneous 50 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the hunger	de honger
	I am hungry.	Ik heb honger.
	My child is hungry.	Mijn kind heeft honger.
	The more you drink, the less you eat.	Hoe meer je drinkt, hoe minder je eet.
	Eat, for you are hungry.	Eet, want jullie hebben honger.
	a little less please	een beetje minder alstublieft
	the art	de kunst
	he becomes	hij wordt
	artwork	kunstwerk
	to work (long form)	te werken
	the proof	het bewijs
	I want to work.	Ik wil werken.
	There’s no proof.	Er is geen bewijs.
	I can do this alone.	Ik kan dit alleen.
	Yanni has to work.	Yanni moet werken.
	We’re not alone.	We zijn niet alleen.
	What will the weather be like?	Wat voor weer wordt het?
	I won’t work for Tom.	Ik zal niet voor Tom werken.
	What time do you start work?	Hoe laat begint u met werken?
	I’m scared of being alone.	Ik ben bang om alleen te zijn.