Miscellaneous 58 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the blaze	de brand
	a fire	een brand
	forest fire	bosbrand
	I’m finished.	Ik ben klaar.
	spotlessly clean	brandschoon
	We’ve almost finished.	We zijn bijna klaar.
	The car was on fire.	De auto stond in brand.
	The building is on fire.	Het gebouw staat in brand.
	Yanni knows he’s ready.	Yanni weet dat hij klaar is.
	the murder	de moord
	the boxes	de dozen
	the image	het beeld
	the ship	het schip
	ruin; kill (2nd person singular)	om zeep helpt
	lunch boxes	brooddozen
	for example	bijvoorbeeld
	blue eyes	blauwe ogen
	light blue	lichtblauwe
	Tom helps Mary.	Tom helpt Maria.
	a new ship	een nieuw schip