Nouns 11 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the wine	de wijn
	on the table	op tafel
	the table	de tafel
	red wine	rode wijn
	the train	de trein
	a table	een tafel
	the coffee	de koffie
	a coffee	een koffie
	a red wine	een rode wijn
	the princess	de prinses
	an old table	een oude tafel
	the legs of the table	de poten van de tafel
	My coffee is cold.	Mijn koffie is koud.
	Where does this train go?	Waar gaat deze trein heen?
	A table for one, please.	Een tafel voor één, alstublieft.
	And yet she said she was a true princess.	En toch zei zij, dat ze een echte prinses was.
	the god	de god
	a god	een god
	the side	de kant
	the heaven	de hemel