Nouns 142 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the red cloak	de rode mantel
	His overcoat is worn out.	Zijn mantel is versleten.
	a long coat with pinstripe	een lange mantel met krijtstreep
	the rays (fish)	de roggen
	the apples	de appels
	the hunters	de jagers
	the splendor	de pracht
	baby rays	babyroggen
	half sister	halfzuster
	I’m from Spain.	Ik kom uit Spanje.
	The stall sells apples.	De kraam verkoopt appels.
	I have another sister.	Ik heb nog een andere zuster.
	Repentance is an important aspect of personal growth.	Inkeer is een belangrijk aspect van persoonlijke groei.