Nouns 187 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the boss	de chef
	the knee	de knie
	the onions (short form)	de uien
	the salmon	de zalm
	the descendant	de telg
	onion soup	uien soep
	collapsed lung	klaplong
	She’s our neighbor.	Ze is onze buur.
	He’s our neighbor.	Hij is onze buur.
	to have something mastered	iets onder de knie hebben
	She fastened her helmet before cycling.	Ze gespte haar helm vast voordat ze ging fietsen.
	“Quack, quack! Come with me, then I will take you into the big world and introduce you in the duck cage: but keep close to me and watch out for the cat!“	“Kwak, kwak! Gaat maar met mij mee, dan zal ik je in de grote wereld brengen en je in de eendenkooi voorstellen: maar zorgt, dat je dicht in mijn nabijheid blijft, en neemt je voor de kat in acht!”