Nouns 26 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the hunger	de honger
	I am hungry.	Ik heb honger.
	My child is hungry.	Mijn kind heeft honger.
	Eat, for you are hungry.	Eet, want jullie hebben honger.
	the feet	de voeten
	the hands	de handen
	the daughter	de dochter
	the face	het gezicht
	a food	een voedsel
	the food	het voedsel
	the experience	de ervaring
	my daughter	mijn dochter
	the answer	het antwoord
	the tax	de belasting
	the chauffeur	de chauffeur
	She is a driver.	Zij is chauffeur.
	Answer in English.	Antwoord in het Engels.
	I already know the answer.	Ik weet het antwoord al.
	He is my driver.	Hij is mijn chauffeur.
	someone with less experience	iemand met minder ervaring