Nouns 274 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the smartphones	de smartphones
	the programs	de programma’s
	an invitation	een uitnodiging
	an admirer	een bewonderaar
	low achiever	laagpresteerder
	I have a stepsister.	Ik heb een stiefzuster.
	a broken collarbone	een gebroken sleutelbeen
	He broke his collar bone.	Hij brak zijn sleutelbeen.
	Thank you for your invitation.	Bedankt voor de uitnodiging.
	No, Mary isn’t my stepsister, she’s my half sister.	Neen, Maria is niet mijn stiefzuster, zij is mijn halfzuster.
	An error may occur during installation.	Een fout kan optreden tijdens de installatie.
	The washing machine has several programs.	De wasmachine heeft verschillende programma’s.
	He was a great admirer of Albert Einstein.	Hij was een groot bewonderaar van Albert Einstein.
	The deportation of the immigrants caused division.	De uitwijzing van de immigranten zorgde voor verdeeldheid.
	Foreign immigrants are not always treated with the same kindness.	Buitenlandse immigranten worden niet altijd even vriendelijk bejegend.