Nouns 3 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	one hundred and nine (109)	honderdnegen
	nine hundred (900)	negenhonderd
	twenty-nine (29)	negenentwintig
	one hundred and nineteen (119)	honderdnegentien
	the mother	de moeder
	a mother	een moeder
	Mother’s Day	Moederdag
	This is my mother.	Dit is mijn moeder.
	eight hundred (800)	achthonderd
	one hundred and eight (108)	honderdacht
	ten past eight	tien over acht
	twenty-eight (28)	achtentwintig
	It’s ten past eight.	Het is tien over acht.
	It’s twenty-five past eight.	Het is vijfentwintig over acht.
	the car	de auto
	the world	de wereld
	I don’t have a car.	Ik heb geen auto.
	I don’t want a car.	Ik wil geen auto.
	a new car	een nieuwe auto
	Tom has a car.	Tom heeft een auto.