Nouns 66 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the bow	de buiging
	the attitude	de houding
	the fight	het gevecht
	a weekend	een weekend
	the weekend	het weekend
	this weekend	dit weekend
	the castle	het kasteel
	the story	het verhaal
	a bow	een buiging
	the supervisor	de opziener
	the foreskin	de voorhuid
	at the weekend	in het weekend
	gamekeeper	jachtopziener
	the whole story	het hele verhaal
	What’s their story?	Wat is hun verhaal?
	I like my foreskin.	Ik hou van mijn voorhuid.
	Tom sometimes rips off his customers.	Tom zet zijn klanten soms af.
	They lost the battle.	Ze hebben het gevecht verloren.
	We’ve lost a lot of customers.	We hebben veel klanten verloren.
	Her job is to help customers.	Haar functie is om klanten te helpen.