Nouns 79 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the trousers (British); the pants (American)	de broek
	the hairs	de haren
	the action	de actie
	the lunch	de lunch
	the heat	de hitte
	trouser pocket	broekzak
	the framework	het kader
	the corn	het koren
	a lunch	een lunch
	the patch	het lapje
	a fool	een dwaas
	heat wave	hittegolf
	Lunch is ready.	Lunch is klaar.
	He is a fool.	Hij is een dwaas.
	The frame is red.	Het kader is rood.
	I’m such a fool.	Ik ben zo’n dwaas.
	The frame is made of wood.	Het kader is van hout.
	I’ll see you at lunch.	Ik zie je bij de lunch.
	Tom is used to the heat.	Tom is de hitte gewend.
	I usually eat lunch at home.	Ik lunch meestal thuis.