Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the triangle	de driehoek
	Little Match Girl	Lucifersmeisje
	Maths is fun.	Wiskunde is leuk.
	I’ll bring wine.	Ik zal wijn brengen.
	Can I see in the kitchen?	Mag ik de keuken zien?
	the chocolate egg	het chocolade ei
	Tom doesn’t drink anymore.	Tom drinkt niet meer.
	Are you in favor of their policy?	Ben je voor hun beleid?
	It’s a good policy.	Het is een goed beleid.
	I beg your pardon?	Nog een keer alstublieft.
	Maths is hard.	Wiskunde is moeilijk.
	I like maths.	Ik vind wiskunde leuk.
	We are under his command.	We staan onder zijn bevel.
	Yanni is drinking green tea.	Yanni drinkt groene thee.
	Tom doesn’t eat chocolate.	Tom eet geen chocolade.
	Some people are beautiful.	Sommige mensen zijn mooi.
	Yanni needs a new bed.	Yanni heeft een nieuw bed nodig.
	this village, I still know how it was	dit dorp, ik weet nog hoe het was
	My mother is in the kitchen.	Mijn moeder staat in de keuken.
	I had no idea that Tom was your son.	Ik wist niet dat Tom jouw zoon was.