Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	wedding day	trouwdag
	a fool	een dwaas
	water trough	watertrog
	bird of prey	roofvogel
	murder with robbery	roofmoord
	the advance	de opmars
	on the rise	in opmars
	brown hair	bruin haar
	grey hair	grijs haar
	the clothes	de kleren
	the shower	de douche
	aisle seat	gangplaats
	the attempt	de poging
	the thieves	de dieven
	the party	de partij
	joined	lid geworden
	mothersoul	moederziel
	the stones	de stenen
	oatmeal	havermout
	the warmth	de warmte