Lingopolo

Understand spoken Dutch

Nouns Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	moment	ogenblik
	couch	bankstel
	traveller	reiziger
	mind	verstand
	scream (noun)	schreeuw
	butter churn	botervat
	guardrail	vangrail
	crockery	vaatwerk
	refrigerator	koelkast
	fungus	schimmel
	vehicle	voertuig
	wisdom	wijsheid
	people	personen
	trombone	trombone
	saxophone	saxofoon
	units	eenheden
	crime	misdrijf
	Christmas	Kerstmis
	register	register
	to prove	bewijzen