"of" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	loves (3rd person singular, long form)	houdt van
	the days of the week	de dagen van de week
	Yanni loves chocolate.	Yanni houdt van chocolade.
	Not everyone likes snow.	Niet iedereen houdt van sneeuw.
	How about a steam bath?	Wat denk je van een stoombad?
	I don’t know whether you like her or not.	Ik weet het niet of je van haar houdt of niet.
	I’m not scared of anything.	Ik ben van niets bang.
	the number one in the world	de nummer één van de wereld
	the number two in the world	de nummer twee van de wereld
	My house is on the other side of the river.	Mijn huis is aan de andere kant van de rivier.
	They are responsible for the operation of the farm.	Ze zijn verantwoordelijk voor de uitbating van de boerderij.
	love (1st person singular, long form)	hou van
	don’t love; don’t like (1st person singular)	hou niet van
	Of course, I love chocolate.	Uiteraard hou ik van chocolade.
	I’ll make use of this opportunity.	Ik zal van deze gelegenheid gebruikmaken.
	The operation of the restaurant is a family business.	De uitbating van het restaurant is een familiezaak.
	a person of flesh and blood	een mens van vlees en bloed
	It could be any one of us.	Het kan eender wie van ons zijn.
	London is the capital of the United Kingdom.	Londen is de hoofdstad van het Verenigd Koninkrijk.
	The capital of the United Kingdom is London.	De hoofdstad van het Verenigd Koninkrijk is Londen.