"park" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	park	park
	the park	het park
	to go to the park	naar het park gaan
	I often see Tom in the park.	Ik zie Tom vaak in het park.
	We went to the park to play baseball.	We gingen naar het park om te honkballen.
	They were playing baseball in the park.	Ze waren aan het honkballen in het park.
	I advised her against walking alone in the park at night.	Ik heb haar afgeraden om alleen ’s nachts door het park te wandelen.
	That man over there is the same man I saw in the park yesterday afternoon.	Die man daar is dezelfde man die ik gisteren namiddag in het park zag.
	The redevelopment of the park will take several months.	De heraanleg van het park zal enkele maanden duren.
	Drinking in the park is illegal.	Drinken in het park is illegaal.
	The redesigns make the park prettier.	De herinrichtingen maken het park mooier.
	The scene in the park was idyllic.	Het tafereel in het park was idyllisch.
	The suspect committed sexual offenses in the park.	De verdachte pleegde zedenschennis in het park.
	The new sculpture in the park is a real eye-catcher.	De nieuwe sculptuur in het park is een echte blikvanger.
	The rustling of falling leaves created an autumnal feeling in the park.	Het ruisend bladerval creëerde een herfstig gevoel in het park.