Particles Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the leaves	de bladeren
	The money’s on the table.	Het geld ligt op de tafel.
	I often see Tom in the park.	Ik zie Tom vaak in het park.
	Why were you late for class?	Waarom was je te laat in de les?
	How do I get to the train station?	Hoe kom ik bij het station?
	The attack lasted for nearly three hours.	De aanval duurde bijna drie uur.
	Tom wants to sell the farm.	Tom wil de boerderij verkopen.
	the flight behaviour	het vluchtgedrag
	the train station	het treinstation
	How do I get to the bus station?	Hoe kom ik bij het busstation?
	Can you tell me where the station is?	Kun je me vertellen waar het station is?
	You need to clean the bathroom.	Je moet de badkamer schoonmaken.
	the United Kingdom	het Verenigd Koninkrijk
	The teacher gave us a new assignment for math.	De leraar gaf ons een nieuwe opdracht voor wiskunde.
	I live in the United Kingdom.	Ik woon in het Verenigd Koninkrijk.
	She lives in the United Kingdom.	Zij woont in het Verenigd Koninkrijk.
	He lives in the United Kingdom.	Hij woont in het Verenigd Koninkrijk.
	They live in the United Kingdom.	Zij wonen in het Verenigd Koninkrijk.
	the fish	de vis
	the knife	het mes