Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I need to go to Spijkenisse	Ik moet naar Spijkenisse.
	Is there table service?	Heeft u bediening aan tafel?
	We live near a river.	We wonen dichtbij een rivier.
	Did she send you the money?	Heeft ze je het geld gestuurd?
	You can’t mess this up.	Je mag dit niet verprutsen.
	That was not my intention.	Dat was niet mijn bedoeling.
	He turned traitor.	Hij is een verrader geworden.
	trickier than I expected	listiger dan ik had verwacht
	It actually defies all logic.	Het tart eigenlijk alle logica.
	It was a thrilling party.	Het was een zinderend feest.
	I can’t stand that anymore.	Dat kan ik niet langer aanzien.
	That moped isn’t mine.	Die bromfiets is niet van mij.
	this agreement is observed	dit akkoord wordt nageleefd
	Do you have any vegetarian dishes?	Heb je vegetarische schotels?
	There is a lot of junk on the attic.	Er staat veel rommel op de zolder.
	I don’t want to offend you	ik wil jullie niet beledigen
	Viruses can make you sick.	Virussen kunnen je ziek maken.
	How do I get to the British consulate?	Hoe kom ik bij het Brits consulaat?
	Where can I buy some Chinese food?	Waar kan ik Chinees eten kopen?
	his frayed pillowcase	zijn gerafelde kussensloop