Understand spoken Dutch

Pronouns Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
We happened to be on the same train. We zaten toevallig in dezelfde trein.
I don’t eat pork. Ik eet geen varkensvlees.
Which car do you think looks best? Welke auto ziet er het beste uit volgens jou?
Yanni has a map on his phone. Yanni heeft een kaart op zijn telefoon.
Owls are my favourite animals. Uilen zijn mijn favoriete dieren.
You need to set a good example. Je moet het goede voorbeeld geven.
I only said that to make a joke. Ik zei dat alleen om te lachen.
You can’t be afraid to fail. U kunt niet bang zijn om te falen.
Can I have a receipt? Mag ik een betaalbewijs?
The only thing you should do is wait. Het enige wat je zou moeten doen is wachten.
Can you give me a piece of bread, please? Kun je me alsjeblieft een stuk brood geven?
I know Tom will try to do that. Ik weet dat Tom zal proberen om dat te doen.
I can recommend a good lawyer. Ik kan een goede advocaat aanbevelen.
Please write your name in this book. Schrijf alstublieft je naam in dit boek.
Tom and Mary are both very happy here. Zowel Tom als Maria zijn erg gelukkig hier.
I still don’t know how that happened. Ik weet nog steeds niet hoe dat is gebeurd.
Tom has to tell Mary what happened. Tom moet Mary vertellen wat er gebeurd is.
I’m looking for a room with two beds. Ik ben op zoek naar een kamer met twee bedden.
I received compensation for my work. Ik kreeg een vergoeding voor mijn werk.
Tom said that all his friends were drunk. Tom zei dat al zijn vrienden dronken waren.