Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	She lives in the United Kingdom.	Zij woont in het Verenigd Koninkrijk.
	He lives in the United Kingdom.	Hij woont in het Verenigd Koninkrijk.
	Are you tired?	Ben jij moe?
	My mistake!	Mijn fout!
	I am scared.	Ik ben bang.
	How do you know Tom?	Hoe ken je Tom?
	we went	wij gingen
	Everyone’s tired.	Iedereen is moe.
	Am I wrong?	Heb ik het fout?
	one year later	één jaar later
	the number one	de nummer één
	We live on Earth.	We wonen op aarde.
	It is not my profession.	Het is niet mijn vak.
	half an hour later	een half uur later
	Do you know Tom by any chance?	Ken je Tom toevallig?
	No, I don’t know the lesson.	Nee, ik ken de les niet.
	Who are you afraid of?	Voor wie ben je bang?
	I’m not scared of anything.	Ik ben van niets bang.
	I don’t eat meat and fish.	Ik eet geen vlees en vis.
	Does she speak English?	Spreekt zij Engels?