Sports 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the team	het team
	Your team is better than ours.	Jouw team is beter dan het onze.
	the goal	het doelpunt
	Which team will win the game?	Welk team zal de wedstrijd winnen?
	the ball	de bal
	fireball	vuurbal
	team leader	teamleider
	the Golden Ball	de Gouden Bal
	to go cycling	gaan fietsen
	bicycle shop	fietsenwinkel
	to play baseball (long form)	te honkballen
	the defense	de verdediging
	He can play baseball.	Hij kan honkballen.
	playing baseball	aan het honkballen
	Let’s play baseball.	Laten we honkballen.
	national defense	landsverdediging
	martial art	zelfverdedigingskunst
	the martial art	de zelfverdedigingskunst
	team spirit	teamgeest
	the bow	de boog