Sports Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	He tried to hit the ball.	Hij probeerde de bal te treffen.
	Some people like sports, and others don’t.	Sommige mensen houden van sport, andere niet.
	The awarding of the medal was a great honor.	De toekenning van de medaille was een grote eer.
	The operation of the factory is led by an experienced team.	De uitbating van de fabriek wordt geleid door een ervaren team.
	The game of baseball requires a glove, a bat and a ball.	Voor het honkbalspel zijn een handschoen, een knuppel en een bal nodig.
	the striker	de spits
	to go skiing	gaan skiën
	to pole dance	paaldansen
	the athlete	de sporter
	the football	de voetbal
	the champion	de kampioen
	Quidditch Cup	Zwerkbalcup
	Horses run.	Paarden rennen.
	the heptathlon	de zevenkamp
	the penalty (football)	de strafschop
	We’re going skiing tomorrow.	We gaan skiën morgen.
	baseball bats	honkbalknuppels
	Horses run fast.	Paarden rennen snel.
	I’m the champion of my province.	Ik ben de kampioen van mijn provincie.
	She fastened her helmet before cycling.	Ze gespte haar helm vast voordat ze ging fietsen.