"task" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	task	taak
	our task	onze taak
	Tom was assigned that task.	Tom kreeg die taak toegewezen.
	Whoever takes on the task must be well-organized.	Eender wie de taak op zich neemt, moet goed georganiseerd zijn.
	The operation of the farm is a demanding but rewarding task.	De uitbating van de boerderij is een veeleisende maar lonende taak.