"the (neutral)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the forehead	het voorhoofd
	the emergency	het noodgeval
	the part of	het gedeelte van
	the saddest face	het sipste gezicht
	the seed (in a competition)	het reekshoofd
	the password	het wachtwoord
	the housework	het huishouden
	the implant	het implantaat
	the face	het aangezicht
	the firefighting	het bluswerk
	We are nearing the end.	We naderen het einde.
	Breakfast is ready.	Het ontbijt is gereed.
	the facade of the building	de gevel van het gebouw
	the alternative	het alternatief
	the muttering	het geroezemoes
	the iron	het strijkijzer
	the patchwork	het lappendeken
	the deadly venom	het dodelijk venijn
	the schampschot	het schampschot
	the dictionary	het woordenboek