Understand spoken Dutch

"to sit" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Can I sit here? Mag ik hier zitten?
Can we sit there? Kunnen we daar zitten?
Can we sit outside? Kunnen we buiten zitten?
Can we sit in the sun? Kunnen we in de zon zitten?
Sit down. Ga zitten.
Please sit. Ga zitten, alsjeblieft.
Can we sit by the window? Kunnen we aan het raam zitten?
Sit right behind me. Ga vlak achter me zitten.
Can we sit here? Mogen we hier zitten?
I’m looking for a place to sit. Ik zoek een plek om te zitten.
Can we sit in a non-smoking area? Kunnen we in een rookvrije ruimte zitten?
We were so excited that we couldn’t sit still. We waren zo opgewonden dat we niet stil konden zitten.
How many students are there in the classroom? Hoeveel leerlingen zitten er in het klaslokaal?
“Now I am almost getting bored!” and she sat down on it again. “Nu begint het mij haast te vervelen!” en zij ging er weer op zitten.
We never sit in the front. Wij zitten nooit vooraan.
Can we sit in the shade? Kunnen we in de schaduw zitten?
Hand me the glue and the scissors in that box, please. Geef me alsjeblieft de lijm en de schaar die in die doos zitten.
She sat down on a step from the landing in the courtyard. Zij ging op een trede van het bordes op de binnenplaats zitten.
Those old ladies are rambling on about who knows what. Die oude vrouwen zitten om eender wat te beuzelen.
The storm roared around the duckling so bad that it had to sit down so it would not blow over. De storm gierde zo verschrikkelijk om het eendje heen, dat het moest gaan zitten, om niet omver te waaien.